Letter from the acting Phrakhlang Phya Phiphat Kosa in Siam to the Supreme Government in Batavia, 13 January 1769, and the answer from Batavia, 29 May 1769

INGEKOMEN MISSIVEN (“TRANSLATEN”), 13 JANUARY 1769

Brief van de Phrakhlang Pia Pipit Kosa [1] aan de Hoge Regering in Batavia, 13 januari 1769.

Aangezien er vanouds en tot op heden tussen het rijk van Siam en de Edelen Compagnie een zeer nauwe en oprechte vriendschap heeft plaatsgehad, hebben Hun Hoog Edelheden eertijds ook hun vertegenwoordigers en andere dienaren naar hier gezonden. Zij hielden hier hun verblijf, en lieten tevens een loge timmeren om daarin alle handelswaren die door compagniesschepen werden aangebracht, en door de ingezetenen gekocht, te bewaren. De vorige Phrakhlangs zijn niet in gebreke gebleven om jaarlijks de handelswaren aan de residenten te leveren die door de Compagnie werden besteld.

Voorts bericht ik dat terwijl de vijand Phama [2] tegen Siam in oorlog opkwam, Zijne Hoogheid de Siamse koning een mandarijn met de name Phiatak [3] zond naar de negorij Tjinteboen [4] om daar enige manschappen te vergaderen en ter hulp naar Siam te brengen. Maar dit had geen snelle voortgang, en is het Siamse rijk door gemelde vijand veroverd en zijn de koning met zijn gehele familie en alle mandarijns en onderdanen vermoord of gevlucht. Hierdoor is het land geheel geruïneerd, zodanig dat er zelfs niemand over was die gerechtigd was het te regeren behalve de voormelde Phiatak.

Phiatak is met enige manschappen in de stadt (die door de vijanden verbrand en geplunderd, en weer verlaten was) gekomen, waar zich alle de in de bossen gevluchte personen bij hem hebben vervoegd, en hem tot hun heer en gebieder hebben gekozen en erkend. Hierdoor is het land thans weer in zijn vorige, ja in nog florisantere staat dan voorheen. Het wordt nu meer dan voorheen door jonken en andere handeldrijvende bodems bevaren. Daarom verzoek ik of Hun Hoog Edelhedens hier een loge bouwen en daarin een resident en enkele dienaren plaatsen om op de oude voet met elkaar te handelen, met belofte dat al hetgene de Compagnie zou komen te bestellen, ik de Khlang zonder mankeren zal bevelen te bezorgen.

Aangezien alle ammunitie, niets uitgezonderd, door de vijand is weggenomen vind ik mij zeer verlegen om duizend goede snaphanen, stel dat er weer iets diergelijks zou gebeuren. Ik en alle mandarijns verzoeken vriendelijk dat Hun Hoog Edelheden uit hoofde van de vorige gehouden vriendschap bij het herwaards bestemmen van een schip met handelswaren, gelieven deze mee te sturen en dat voor zodanige prijzen als voorheen.

Voorts, omdat het Siamse rijk en Nederland zeer oude vrienden zijn, verzoek ik nog indien Hun Hoog Edelheden de goedheid gelieven te hebben, een kopie van deze [brief] aan Zijn Hoogheid de heer Prins van Oranje en Nassau over te zenden en te verzoeken om hier weer een resident te benoemen, teneinde op de oude voet handel te drijven aangezien de vriendschap nog is zoals voorheen. In de hoop dat het ook bestendig zal zijn en Zijn Hoogheid een lang leven mag genieten.

Ten laatste heb ik twee pikul van de beste ivoor bijeen verzameld, bestaande in een pikul van vier een een van vijf slagtanden. Deze heb ik in de handen van de Chinese kapitein Tjien Heeng gegeven om die aan te bieden aan Hun Hoog Edelens.

Op vrijdag de 13e van de 3de maand in het Muizejaar 1130 [5].

 

Antwoord van de Hoge Regering in Batavia aan de Phrakhlang, 29 mei 1769.

MINUTEN VAN UITGAANDE MISSIVEN, 29 MEI 1769

Met zoveel leedwezen als de Gouverneur-Generaal en de Raden van Indië van tijd tot tijd zijn geïnformeerd geworden over de verwoesting van het Siamse rijk, van de rampen die beide de koninklijke familie en haar onderdanen zijn overkomen door de overmacht van hun vijand Rama [6], met zoveel genoegen is Uw Excellenties brief van 13 januari 1769 ontvangen. Sedert de verwoesting zijn ’s Compagnies resident en dienaren genoodzaakt geweest zich uit Siam te begeven. Met blijdschap is vernomen dat het Siamse rijk door haar vijanden is verlaten, en dat de overgebleven inwoners de Hoog Aanzienlijke Mandarijn Riatak [Phya Tak, Taksin] tot hun vorst hebben gekozen en dat het land daardoor in rust is gebracht in en zijn vorige bloeiende staat. En vooral dat Uwe Excellentie die het zwaarwichtige ambt van Phrakhlang is toevertrouwd, zich genegen toont de vriendschap met de Nederlandse Compagnie onder het drijven van handel op de vorige voet te herstellen.

De Gouverneur-Generaal en de Raden van Indië vergelukken bij dezen Uw Excellentie met de verkregen grote waardigheid van Phrakhlang. Maar hoe bereid de Gouverneur-Generaal en de Raden van Indië ook zijn om een bezending naar Siam te sturen, zij kunnen dit niet zonder de speciale voorkennis van Zijne Doorluchtigste Hoogheid de heer Prins van Oranje en Nassau en haar verdere superieuren in Nederland. Evenmin het timmeren van een loge, het vestigen van een resident en andere dienaren voor het direct sturen van schepen met handelswaar. Maar ondertussen, om blijken te geven dat de oude intelligentie nog plaats vindt, hebben de Gouverneur-Generaal en de Raden van Indië niet alleen Uw Excellenties brief aan gemelde Zijn Doorluchtige Hoogheid de Prins van Oranje en Nassau gezonden, maar ook wel willen besluiten op uw verzoek om duizend goede snaphanen toe te zenden met de vijf terugkerende Chinese schippers. [Deze zullen] met elke schipper eerst honderd stuks [worden verzonden], of in ’t geheel vijfhonderd van de beste muskettiers snaphanen met houten laadstokken voor de altijd betaalde prijs van 2650 rijksdaalders of 2120 Spaanse realen. Wij vragen dat voor de prijs van de snaphanen tijdig geleverd en per diezelfde vaartuigen en schippers sappanhout naar Batavia getransporteerd wordt, voor 1 ¼ of één Spaanse reaal per pikul van 125 ponden. Bij gebrek aan voldoende sappanhout kan ook bijenwas gezonden worden, tegen marktprijs. Dit zal tot een proef strekken om te zien welke voordelen er uit de onderlinge handel te behalen zijn.

Verder bedanken de Gouverneur-Generaal en de Raden van Indië voor het ontvangen geschenk van twee pikul olifantstanden en voegen ten bewijze van haar achting tot een contrageschenk hiernevens: 2 stuks vergulde snaphanen, 1 stuks verguld pistool, en 4 stuks extra fijne hamans met gouden hoofden.

Geschreven in het Kasteel Batavia op het eiland Groot Java, 29 mei 1769, de Gouverneur-Generaal van Nederlands Indië.

 

-----

[1] Phiphat kosa is de titel van de deputy Phrakhlang.

[2] Phama, Thaise term voor Burma.

[3] Phiatak, Phya Tak (Sin) ofwel Taksin.

[4] Tjinteboen, Chanthabun ofwel Chanthaburi.

[5] 13 januari 1769.

[6] Burma.