Letter from the Phrakhlang on behalf of King Somdet Phrachao Seua of Siam (r. 1703-1709) to the Supreme Government in Batavia, circa March 1703, and the answer from Batavia, 27 August 1703

DAGHREGISTERS VAN BATAVIA, 19 FEBRUARI 1704

 

[fol. 85]

Translaat Maleytse missive van den presenten berckelang ofte rijxbestierder tot Siam aan Haar Edele de Hooge Regeringe tot Batavia geschreven.

Desen briev komt van den sjapia berkalang aan Willem van Outhoorn gouverneur generaal en de raden van India die wegens d’E. Compagnie het bestier der zaken mitsgaders de regeringe door [fol. 86] geheel India sijn toebetrouwt, hebbende den gouverneur generaal die verstandig is door sijn opregte handelinge de weg van onderlingen vrundschap en goede overeenkomste met het Siamse rijck en den Prince van Orangie mitsgaders de Compagnie verbetert, soo datter tegenwoordig niet het minste verschil en is, sijnde alle’s Compagnies saaken door gheheel het Siamse rijck vast ende bestendig in allen deelen sonder dat er eenig verandering ontstaan is.Want ick mij ten hoogsten bekommert om met den gouverneur generaal in eendragt te leven en alles in toecomende in beter toestant te brengen.Mijn genadige vorst en heere Somdat Bormat Boesti Prapoudi Tsjouw Dzjouhou heeft aan mijn gelast om de weg van goede overeenkomste met de Prince van Orangie te bevestigen en heeft Sijn Hoog Aansienelijcke Mayesteyt seer gunstig van den gouverneur generaal gesprooken en gelast om alle’s Compagnies zaaken te begunstigen en te verbeteren met deselve meerder voordeel te bewijsen als voorheen bewesen is, ende dat met dubbelde winste.

Het opperhooft heeft op dynsdag den 6 van de 3 maand van het paardejaar aan mijn gesonden Lowang Tronpanet, en laten versoecken om ten hove te mogen komen, eerder een briev van mij na Batavia afging, want dat ten tijde van Lowang Apywaree en Lowang Witsit Sakoen, sijlieden versogt hadde om voor den coninck te mogen verschijnen en haar die gunste door Sijn Hoog Aansienelijcke Mayesteyt toegestaan was, alles volgens het verbond in den beginne gemaakt, dat hij sijn tegenwoordige mayesteyt oock om deselve gunste voor den gouverneur generaal soude versoecken en dat het verbondschrift mogte vernieuwt en bekragtig werden. Ick hebbe dit aan Sijn Hoog Aansienelijcke Mayesteyt bekent gemaakt, die daarop sijn gunste en genegentheyt aan den gouverneur generaal en rade van India heeft gelieven te bethonen, gebiedende aan mij om te doen hetgene de oude contracten quamen te melden, waarop ick aan Lowang Tronpanet belasten om aan den capitain te seggen dat hij het verbondschrift in de logie en onder den capitain berustende was, soude bij mij brengen, dat ick dan het contract soude vernieuwen en agter aanschrijven, gelijck als Sijn Hoog Aansienelijcke Mayesteyt belast hadde volgens het versoeck van den capitain aan mijn gedaan. Het opperhooft sond den tolck Lowang Trongpanet weder en liet seggen dat hij het schriftelijck contract niet konden senden off medebrengen omdat te vernieuwen ten ware Sijn Hoog Aansienelijcke Mayesteyt hem gelieven te begenadigen om voor hem te mogen verschijnen, gelijck ten tijden van Lowang Apia Waree en Lowang Witsit Sacoen geschiet was opdat dan personelijck soude konnen horen wat gunste de Compagnie toegestaan wierden, waarop ick tegens het opperhooft liet seggen, dat sulx tegens de gewoonte is en dat in het slangejaar ten tijden van Lowang Apia Waree en Lowang Witsit Sakoen, sijlieden versogt hadden dat het contract soude beschreven en agteraan mogt gestelt werden, welck door Sijn Hoog Aansienelijcke Mayesteyt geordineert wierden dat Lowang Apia Waree, Willem Keis en Lowang Witsit Sakoen, Pieter van den Hoorn, daarna voor Sijn Hoog Aansienelijcke Mayesteyt sijn verscheenen omdat te dier tijd de France seer veel quaad deden in de negorij off landen van Ambongian Boery door welcke gelegentheyt haar E. Edelens ter audiëntie bij Sijn Hoog Aansienelijcke Mayesteyt toegelaten sijn en alsdoen het verbond vernieuwt ende beschreven2 is geworden, hebbende ick noyt gesien hetgene den capitain voorgeeft, want sulx tegens de gewoonte comt te strijden. Ick hebbe op het alderonderdanigste aan Sijn Hoog Aansienelijcke Mayesteyt die mijn heer nu geworden is, versogt dat hij den capitain dog beliefde te begunstigen, om hem ter audiëntie te laten komen, dog hebbe tot nog toe sulcx niet konnen vercrijgen. Ick hebbe gesegt dat den capitain menigmalen heel wel gehandelt en opregtelijck den weg van vrundschap tusschen den Prince van Orangie en Sijn Mayesteyt onderhouden heeft en dat hij wenschte om voor Sijn Mayesteyt te mogen gebragt werden, gelijck als Lawang Apil Waree en Lawang Witsit Sakoen, begunstigt waren. Het opperhooft heeft gesegt dat hij al mijn seggen den gouverneur generaal soude afschrijven, waarop ick tegens hem seyde dat hij sulx wel mogt doen, en Haar Hoog Edelen verstendigen wat Sijn Hoog Aansienelijcke Mayesteyt mij geboden hadde aan den capitain te seggen. Op woensdag den 6e der 4 maand van het paardejaar soo quam Lawong Trompanet en Ombon Witsit Nasa medebrengende het opperhooft en tweede persoon bij mij in de woninge van den berkalang alwaar alle mantrys, officieren en ’sconings dienaren [fol. 87] soo Maleyers, Chinesen, Moren als Siammers bijeen vergadert waren. Den capitain versogt aan mijn dat ick hem bij sijn Hoog Aansienelijcke Mayesteyt soude brengen, dog ick seyde tegens het opperhooft dat sijn versoeck tegens de manier van ’t Siamse rijck strijdig was, dewijl te deser tijd, seyde ick, den ouden vorst overleden en van de verganckelijckheyt tot de eeuwigheyt overgegaan was en dat nu 12 dagen lang van seer veel moeyelijckheden was overvallen geworden om de tombe van ’t lijck met haar chieraden toe te stellen. Dog indien den capitain eenige zake voor te stellen hadde, dat ick deselve Sijn Hoog Aansienelijcke Mayesteyt soude voordragen, en waarom hij soo haastig was om voor Sijn Hoog Aansienelijcke Mayesteyt ten gehoor gebragt te werden, dat den capitain het contractschrift maar soude brengen, dat dandeselve vernieuwt, getekent en den weg van onderlingen vrundschap met den Prince van Orangie voortaan meerder bekragtigt en sterker gemaakt soude werden, waardoor de Compagnie meerder voordeel soude bekomen dan voorheen.

Den capitain heeft mij daarop gelieven te seggen dat hij Sijn Hoog Aansienelijcke Mayesteyt moest versoecken dat de Compagnie in haren handel mogt bevestigt en het verbond als vooren vernieuwt ende verzegelt werden, seggende wijders, indien der in eenig artikel yets gesegt of gestelt wierd, dat met het oogmerck niet overeenkomt, dat dan hij capitain in persoon of wel de andere die in sijn plaats tot hoofden wegens de Compagnies handel tot Siam aangestelt wierden aan wien den gouverneur generaal en raden van India recommandeeren om in alles wel te handelen sonder verschil ofte verwerringe sulx soude betragten, maar indien hij capitain of sijne navolgers die tot hoofden van ’s Compagnies handel tot Siam, soo mede den gouverneur generaal en raden van India ergens tegens quamen te misdoen en geen vergenoeging gaven, dat ick dan oock niet gehouden soude zijn vergenoeging te geven na mijn bevatting, soo komt het seggen van den capitain seer wel overeen met dat van Lawangapy Waree en Lowang Witsit Sakoen, en hebbe het seggen van den capitain opgeschreven en hetselve aan Sijn Hoog Aansienelijcke Mayesteyt bekent gemaakt. Toen heeft Praya Angkana mij geboden om het verbond te beschrijven en te teeckenen agtervolgens ’t verbond en contract met den Prince van Orange opgeregt en dat op de wijse als het met Loang Apia Waree en Lowang Witsit Sakoen volgens het voorgeeven van den capitain soude gemaakt sijn. Hierop heb ick aan den capitain belooft dat hij op den sondag den 8e dag van de 4e maand van het paardejaar met het contractschrift bij mij soude komen en dat men dan het verbond soude vernieuwen en tekenen, dog het opperhooft wilde niet bij mij komen maar sond den tolck Loang Trongpanit met een geschrift bij mij luydende als dat Kididjongtan versogt om aan sijn Hoog Aansienelijcke Mayesteyt bekent te maken als dat in het verbondschrift ten tijden van Pytery Dya Pytry gemaakt, vastgestelt was dat de thin van Ligoor in het verbond mede beschreven en begreepen soude sijn en dat Sijn Hoog Aansienelijcke Mayesteyt door Praya Angkana geboden en geordonneert hadde dat het in ’t verbondschrift soude ingelijft werden en de Ligoorsen thin daaronder begrepen blijven, welck voortijds oock soo geschiet is, sijnde volgens ordre het verbondschrift getekent en door hetselve te stercker bekragtigt geworden en tegenwoordig aan beyde de sijden verzegelt. Den capitain heeft door het senden van dit schrift aan mijn gesonden doen blijcken dat hij tegens de manier van Lawang Apia Waree en Lowang Witsit Sakoen komt te misdoen, volgende hij daarin sijn eygen wil, op het opperhooft segd wel dat de Compagnie begunstig is, en om haar wharen te handelen vastgeseten waren volgens het oude verbondschrift dat voorheen op versoeck beschreven en getekent was, maar ick segge dit moet verstaan werden, soo lange het presente opperhooft ofte wel dengenen die hem in sijn bedieninge komen te vervangen om ’s Compagnies zaken in het Siamse rijck te bestieren opregt komen te handelen, maar indien den capitain en andere opperhoofden die na hem ’s Compagnies zaken toebetrouwt werden off den gouverneur generaal en raden van India niet wel handelen, en het verbond overtreden, dat ick dan niet gehouden ben om oock wel te doen, dog den capitain verdraeyd dien sin der woorden en verwerp deselve.En dit sijn geen nieuwe woorden in desen tijd versonnen, maar voorheen ten tijden van Lawang Apy Waree en Lowang Witsit Sakoen gestelt geworden, welcke manier nu nog gevolgd werd, dog het [fol. 88] opperhooft volgt sijn eygen wil en meend de goede sin tot sijn voordeel, en dat hem tegen is laat hij blijven. Ick hebbe het verbond willen beschrijven maar hetselve niet connen verkrijgen, welck ick aan Sijn Hoog Aansienelijcke Mayesteyt hebben moeten bekent maken, waarop Sijn Hoog Aansienelijcke Mayesteyt heeft gelieven te gebieden, indien men het verbondschrift niet wilde laten opmaken en beschrijven op de wijse als door Lawang Apia Waree en Lowang Witsit Sakoen geschiet was, daar het den capitain versogt heeft, sal dat als een misdaat die den capitain opnieuw begaat aangemerkt moeten werden, strijdig tegens de manier in het doen van Lawang Apia Waree en Lawang Witsit Sakoen, willende den capitain alleen dat tot sijn voordeel is wel beschreven en ondertekent hebben, welck niet wesen kan, waarop g’ordineert wierd aan den capitain nog eenmaal te vragen wat hij van meyning is, en indien hij het verbond niet wil laten beschrijven, soo is aan mijn gelast om aan den gouverneur generaal en raden van India te schrijven om een ander opperhooft die verstandiger is na herwaarts te senden, die genegen is om de weg van onderlinge vrindschap met de Prince van Orange gemaakt te onderhouden. Ick ben genegen geweest om het verbondschrift te vernieuwen en te onderteeckenen, waardoor de Compagnie meerder voordeel als voorheen soude konnen verkrijgen, dog het opperhooft heeft Lowang Trongpanit aan mij gesonden en laten seggen dat hij een briev aan den gouverneur generaal tot Batavia hadde afgesonden, en dat verhoopte dat er een ander capitain die meerder verstant hadde om den dienst van de Compagnie te connen behertigen soude gesonden werden en hij weder na Batavia hoopte te keeren.

Den capitain die ’s Compagnies zaken op Ligoor waargenomen en nu alhier tot Siam alles bestiert heeft, heeft seer veel misdaan in vergelijckinge van de andere opperhoofden die voorheen hier geresideert hebben, doende hij veel saken na eygene meninge en sinnelijckhede dat tegens den weg van onderlinge vrindschap komt te strijden, handelende hij dwaaselijck met in sijn negotie meerder winst te willen nemen waardoor de Compagnie schaden comt te lijden, hebbende den capitain geen beleyd van saaken. Want als den gouverneur generaal cleden en andere rariteyten off wharen oversenden om te vercoopen, soo rekent den capitain op de cleden en coopmanschappen die hij aan de thresoriers verhandelen wil eerst eygene winst, nemende den prijs veel hoger, soodat hij seer veel komt te misdoen tegens ’tgene de manier van handelinge der vorige capitainen is die met de schatmeesters hebben genegotieert tot groot voordeel. Wanneer ick den prijs der cleden, en andere soorten van coopmanschappen die de capitains in vorige tijden tegens de prijs van de tegenwoordigen capitain vergelijckt, soo is de prijs nu veel meer als voorheen, en wanneer ick de monsters met de cleden vergelijck en besiet, soo weet het opperhooft niets te seggen en daarom ben ick van gevoelen dat de capitain liegt en de schult ten onregte op den gouverneur generaal legt als hij segt dat deselve soude geordineert hebben voor wat prijs de goederen moeten verkogt werden.En wanneer den prijs geboden wert volgens de waarde als voorheen geaccordeert was, soo heeft den capitain daar geen behagen in, maar wil de goederen verkoopen sooals hij komt te eyssen, seggende dat die veel hoger van prijs sijn als de prijs der goederen van andere handelaars die tot Siam komen negotieeren. Ick hebbe verboden dat de woorden van den capitain gelooft werden, die soo vast op den hogen prijs blijft staan, want ick niet anders kan bevroeden, dan dat een capitain sijn leugenen op Haar Hoog Edele schrijft, konnende het niet wesen dat deselve sulx soude geboden hebben maar wel dat U Edele Hoog Agtbare gebieden dat het opperhooft de waren op ’t bieden van de gewoonelijcke prijs den coop met de tresoriers soude sluyten.

Het opperhooft komt alle jaren te misdoen tegens de weg van onderlinge vrundschap dewijl hem verstant ontbreeckt, willende de goederen dierder verkopen en de winst voor hemselven houden, welck niet opregt gehandelt is, strijdende tegens de weg van onderlinge vrundschap tot nadeel van de Compagnie. Den capitain heeft geen overleg off beleyd en daardoor begaat hij meerder misslagen als de vorige capitainen die voordesen in den dienst van de Compagnie alhier geresideert hebben.Soo het opperhooft hier nog langer de de zaken van de Compagnie sal blijven waarnemen sal hij geen vernoeginge geven en den weg van vrundschap niet onderhouden, waardoor hij de Compagnie seer veel schaden sal toebrengen, hebbende hij menigmalen misdaan gelijck als veelmalen gerepeteert is, en het nu nog maal aan de gouverneur generaal come te verstendigen alsdat den capitain de prijs der goederen soo hoog blijft houden opdat sulx aan hem mag verboden en het verschil niet langer uytgereckt werd.

Wanneer Sijn Hoog Aansienelijcke Mayesteyt was komen te overlijden, sijnde geweest op saterdag den 10e dag [fol. 89] van de 3e maand in ’t paardejaar, heb ick den capitain laten versoecken om op het spoedigste daarover na Batavia te schrijven en den schipper van ’t schip aan te pressen om ten eerste te zeylen eer de moessoun verloopen soude sijn, waarop het opperhooft aan mijn versogt dat het contract mogte vernieuwt ende getekent werden volgens ouder gewoonte, ’twelck ick op dien dag oock aan Sijn Hoog Aansienelijcke Mayesteyt hebbe bekent gemaakt, die daarop gebeden heeft dat ick het verbondschrift soude laten opmaken en tekenen gelijck van outsher gebruyckelijck geweest is, bevelende wijders dat den schipper van ’t schip met den eersten en sonder vertoeven soude vertrecken na Batavia eer de mousson verliep, den capitain niet volvoert maar leugenen tot verschoninge gebruyckt om sigselvs los te maken en te bevrijden, voorgevende dat ick al te lang, tot de mousson gedaan was, hadde gewagt. Alle de cooplieden, soo Chinesen, Siammers en Pegunesen, die de huyden van hertebeeste en ossen aan den capitain komen vercoopen, waardoor de Compagnie winste geniet, die sijn aan mij comen klagen dat sij in vorige tijden de vellen aan den capitain in ’t packhuys leverden met een vaste prijs, sijnde onderscheyden in driederley soorten. En wanneer de vellen ontfangen waren, soo wiert daarvoor de waarde aan silvergelt gegeven en dat sonder verschil.En dan wierd aan de handelaars van buyten de prijs der vellen voldaan en de persoonen welcke veel huyden opcogten en in de packhuysen leverden, aan denselven wierd een catty silver gegeven, dog die weynig huyden aanbragten, aan die wierd 15 ½ thayl, oock wel 10 thayl gegeven, sijnde dit alhier de gewoonte geweest.Dog den capitain die in 4 jaren ’s Compagnies zaken alhier waargenomen heeft, heeft dese gewoonte maar een jaar onderhouden.Daarna heeft hij haar niets gegeven, nog de gestelde prijs der huyden gehouden, schietende bovendien nog de huyden van de wijfjens uyt, schoon die niet gebroken sijn, hetwelck tot schaden der vercoopers van de vellen streckt en het haar seer beswaart ’twelck door geen van de vorige opperhoofden die wegens de Compagnie alhier gelegen hebben oyt geschiet nog gedaan is. Maar het tegenwoordige opperhooft is een persoon die sig geheel tegens de weg van onderlinge vrindschap en het out gebruyck in veel deelen misgaat.

Ick hebbe aan de handelaars van huyden, soo Chinesen, Siammers en Pegunesen gelast dat sijlieden de vellen aan den capitain in ’t packhuys soude brengen, seggende het opperhoot is ’t alleen die tegens den weg van vrindschap misdoet.Maar de vorige capitains en den gouverneur generaal en raden van India hebben altijd heel wel met het Siamse rijck gehandelt en aan de cooplieden jaarlijx gegeven, gelijck als het de gewoonte was. Ick kan alles niet seggen wat dat die luyden wel aan mij geclaagd hebben. Indien den gouverneur generaal en raden van India sulx in toecomende niet voorkomen, soo sal het met de negotie niet wel konnen gaan en de voordelen verandert werden. Want soo konnen Haar Hoog Edele haar oogmerck niet bereycken maar schaden komen te lijden en geen voordeel nog winsten hebben, dewijl hierdoor de weg van onderlinge vrundschap met de Prince van Orangie niet opregtelijck gehouden werd.Ick moet bekent maken alsdat den tegenwoordigen capitain soo hij nog langer in Siam blijft om ’s Compagnies zaken te derigeeren, dat hij de weg van opregte vrindschap door sijn menigvuldige misslagen geheel bederven sal, dewijl hij niet wil doen dat de gewoonte van Siam is. En so de Compagnie niet wel handelt sal het tot de schaden van deselve sijn waardoor alle de voordeelen sullen ophouden die de Compagnie soo menigvuldig geniet. En daarom gelieven Haar Hoog Edele liever een ander opperhooft te maken om’s Compagnies handel alhier te drijven. Indien deselve verstandig is en den weg van onderlinge vrundschap tusschen ons en den Prince van Orangie met onsen vriend de Compagnie komt te onderhouden volgens de gewoonte van ’t Siamse rijck, soo sullen alle’s Compagnies zaken met veel meer winst en voordeel voorgeset werden als voordesen oyt geschiet is, en voortaan veel, ja dubbelde winst genieten.

Eyndelijck alle hetgene van stuck tot stuck gemelt staat sal strecken tot bekragtinge van de weg van onderlinge vrundschap tusschen Sijn Hoog Aansienelijcke Mayesteyt Probat Somdat Boesitprapoudi Tsjouw [fol. 90] Dzouhou mijn genadige vorst en heere welcker suyvere en opregte vrindschap tot in eeuwigheyt sal duuren indien der in de toecomende geen misslagen strijdig tegens het verbondschrift ende de gewoonte van’t Siamse rijck begaan werden. Den gouverneur generaal en raden van India gelieven te overwegen ende te besorgen dat alles na waarheyt en in opregtigheyt geschieden.

Geschreven op dynsdag in de vierde maand van’t paardejaar.

 

DAGHREGISTERS VAN BATAVIA, 27 AUGUSTUS

Antwoord van de Hoge Regering in Batavia aan Somdet Phrachao Seua of Siam, 27 Augustus 1703.

[fol. 352] Uit de brief die ’s Compagnies residenten in Siam met de recent van daar gearriveerde schepen aan de Gouverneur-Generaal en de Raden van Indië hebben geschreven, hebben zij met uitnemende vreugde gelezen hoe het God de Heere belieft had de vorige koning uit deze wereld te halen, en dat de kroon van het Siamse rijk weer op het hoofd van zijne tegenwoordige Majesteit gekomen was door een wettige erfenis en successie.

De Gouverneur-Generaal en de Raden van Indië betuigen hierover hun bijzondere blijdschap en wensen Zijne Hoog Aanzienelijke Majesteit in zijn rijk en met zijn regering alle heil en voorspoed van de hemel toe, opdat Zijne Hoog Aanzienelijke Majesteit zijn koninkrijk dagelijks meer en meer mag zien bloeien en bevestigd worden, zowel tot meerdere luister en glorie van Zijne Majesteit als tot welstand van zijn onderdanen. En ook van de Compagnie die als een oprechte en trouwe bondgenoot van het Siamse rijk gedurende zovele jaren haar handel daar heeft gedreven. Gelijk Zijne Majesteit zich kan verzekerd zijn van de oprechte intentie en vredelievendheid van de Hollandse natie, evenzo willen de Gouverneur-Generaal en de Raden van Indië ook aan de gunst en toegenegenheid van Zijn Hoog Aanzienelijke Majesteit ten aanzien van de Compagnie niet in het minst twijfelen. Wij verwachten van zijn goedheid dat het Zijne Majesteit zal gelieven (indien dit al niet geschiet is) de aloude contracten en privilegieën te vernieuwen die tussen het Siamse rijk en de E. Compagnie voorheen zijn gemaakt.

De Gouverneur-Generaal en de Raden van Indië maken verder aan Zijn Hoog Aanzienelijke Majesteit bekend dat zij in plaats van het gewezen opperhoofd Gideon Tant, die in dienst van de Compagnie naar Japan is vertrokken, weder tot opperhoofd in Siam hebben aangesteld de gewezen secunde Aarnout Cleur .

Eindelijk gaan nevens deze [brief] tot een bewijs van de oprechte genegenheid en bereidwilligheid die de Gouverneur-Generaal en de Raden van Indië aan haar dienst toedragen deze volgende geschenken, in de hoop dat deze Zijne Hoog Aanzienlijke Majesteit niet onaangenaam zullen zijn, bestaande in:

  • 5 stuks karmozijnen stoffen purper
  • 5 stuks dito dito violet
  • x stuks dito dito rood
  • x stuks dito dito kaneelkleurig
  • x lakenras schaar purper
  • 600 stuks sompacken
  • 100 stuks sanen
  • 40 stuks gouden Perzische stoffen
  • 10 stuks gouden taatsen
  • 112 stuks diverse glaswerken
  • x stuks kassen rozenwater
  • 6 stuks gouden potloodpennetjes
  • 6 stuks zilveren dito
  • 6 stuks tfilagrine instrument kokertjes
  • 6 stuks schildpadshoornen kokertjes
  • 40 stuks diverse brillen met gouden, zilvere en ivoren randen
  • x stuks geëmailleerde verrekijker met een gouden bus
  • 375 lb nagelen
  • 50 lb foelie dito
  • 15 lb notemuskaat dito
  • 10 lb kaneel dito
  • 6 stuks fijne karabijnen
  • 10 stuks gewone dito
  • 24 stuks kaliber musketten
  • x vergulde snaphanen
  • x dito karabijnen
  • x donderbussen met kopere lopen

Geschreven in het Kasteel Batavia op het eiland Groot Java in het koningkrijk Jaccatra op 27 augustus 1703, de Gouverneur-Generaal van Nede